Maria, groeide op in een verpauperde volkswijk in het westen van het land. Haar vader en moeder "moesten" veel te jong trouwen en hadden niet de kans gekregen om in het naoorlogse Nederland rustig volwassen te worden. Al snel kwamen er meer broertjes en een zusje en wisten de ouders van Maria de eindjes niet meer aan elkaar te knopen, waarvan ze elkaar de schuld gaven. Het gezin stond onder grote druk, niet alleen door de steeds groter wordende armoede, maar veel meer doordat de vader van Maria steeds groter wordende woede uitbarstingen kreeg en regelmatig de schamele huishouding kort en klein sloeg.
De moeder van Maria had niet het vermogen om voor een gezellige gezinssfeer te zorgen, en was niet in staat de woede uitbarstingen van vader te voorkomen, wat er voor zorgde dat de beide ouders leefden als kat en muis, met daartussen Maria , haar zusje en broertjes. De angst om een volgende ruzie bepaalde voor een voor een groot deel de kinderjaren van het zachtmoedige en gevoelige meisje dat zichtbaar leed door de liefdeloze sfeer die haar omringde en verlamde. Al op negen jarige leeftijd kreeg Maria, naast een groot deel van het huishouden, en het regelmatig bedelen voor "lenen" van geld, bij buren en familie, er de zorg voor het pasgeboren broertje bij. Al die zorgen, de armoede en de angsten veroorzaakten bij de opgroeiende Maria met haar gevoelige natuur, een sterk verlangen naar liefde en harmonie. Die sfeer van geborgenheid en goedheid welke ze zo goed kende van de bezoeken aan Oma en Opa, die woonden in het kleine dorpje bij de zee. Oma was humoristisch en zorgzaam, Opa was een sterke, filosofisch ingestelde man, een socialist, die prachtig kon vertellen over een andere, betere wereld die weldra zou ontstaan, waar geen plaats was voor armoede en ellende, en iedereen in vrede kan leven. Daar, in dat dorpje bij de zee, waar de angst om ruzies niet aanwezig was, kwam Maria tot rust.
In de roerige zestiger jaren was Maria een tiener. Haar verlangen naar een andere betere wereld werd gevoed door de hippies die lieten zien dat een andere samenleving mogelijk was, een samenleving gebaseerd op liefde. Het delen van bezit, de creativiteit de droom sprak haar enorm aan, de lange zomeravonden, in het bonte gezelschap van de hippies, op het strand bij de zee, hielpen haar los te komen van haar ouderlijk huis, waar de ruzies, nu de kinderen groter werden, alleen maar erger werden. Op het strand bij de eeuwige branding van de zee, ontmoette Maria een jongen, in wiens ogen ze de kracht en goedmoedigheid van haar veel te vroeg en plotseling overleden Opa terug vond. Hij beschermde Maria tegen de gevolgen van het steeds meer in verval rakende gezin, waar een scheiding nog slechts een kwestie van tijd was. Door deze jongen, met wie ze al jong trouwde, kwam ze in contact met een vrouw, die zijn oma was, en met wie ze een bijzondere band kreeg.
De eerste keer dat Maria de oma van haar vriend zou ontmoeten, was ze heel onzeker geweest. Maria, met haar minirok en wilde blonde haren verwachtte op zijn minst een afwijzende blik van de oude vrouw, de zoveel van haar vriend hield dat ze hem haast verafgode. Zou ze goed genoeg zijn in de ogen van de vrouw, van wie ze zoveel bijzondere verhalen had gehoord? Maria wist dat de oude vrouw zeer op zich zelf was, dat ze bijna geen contact met andere mensen onderhield. Er werd verteld dat ze helderziende was, en niet zo op mensen was gesteld. Ze kwam nooit op verjaardagen, bruiloften en begrafenissen, ze was zelfs niet op de begrafenis van haar eigen man geweest, dus wat moest ze met Maria? "Dit is mijn meisje" zei de jongen, toen ze het kleine huis van oma binnen kwamen. De ogen van Maria en de oude vrouw ontmoetten elkaar en terwijl een glimlach op het gezicht van de oma verscheen waren haar woorden "dag, Maria je heet net als ik". Nog nooit in haar leven had Maria zich door iemand zo onvoorwaardelijk geaccepteerd gevoeld dan door deze oude vrouw, een gevoel van warmte en liefde doorstroomde nu haar hele wezen, alsof ze ergens thuis kwam. Door de jaren die volgden is dit gevoel, voor de vrouw die ze oma ging noemen, nooit veranderd. De oude wijze vrouw en het jongen meisje waren verwante zielen, zo voelde het. Toen het moment van sterven voor de oude vrouw was aangebroken, wilde ze niemand dan alleen Maria aan haar sterfbed hebben. Met in haar jonge hand, de koude magere hand van de stervende vrouw, was er bij beide het gevoel, dat het goed was. Op het moment dat oma stierf, voelde Maria dat iets, van deze bijzondere vrouw haar deel werd. Het was een zaadje van de mystiek, van de oude wijze vrouw, dat in Maria's ziel werd uitgestrooid en een vruchtbare bodem vond. Zo werd Maria, ingewijde in het mystieke leven met een diepte in haar ziel, die haar de rust kan geven, om God te kunnen ontmoeten.
Vele jaren later, woonden Maria met haar man, in een grote badplaats dicht bij het strand en de zee, waar Maria zo van hield. Door de jaren heen, was bij Maria een steeds sterker wordend, intuïtieve gevoeligheid ontstaan. Ze hadden een onstuimig leven geleid. Een leven met veel ups en downs die haar mede hadden gevormd. Ze hadden gewerkt, gereisd en van alles meegemaakt. Maria had allerlei mensen ontmoet, zakenlieden en kunstenaars, wetenschappers en alternatieve genezers. Onder hen waren grote mensen, met wie ze een intuïtieve verwantschap voelde, die Maria hielpen, inzicht te krijgen in de vragen van geestelijk en mystiek leven, een harmonie met het leven. Nu Maria weer terug was bij de zee voelde ze een steeds sterker verlangen naar het moederschap. Eerst twijfelde ze nog, en vroeg ze zich af, of je in deze wereld met atoombommen en onzekerheden wel kinderen op de wereld kon zetten. Wat had ze kinderen te bieden in deze harde wereld? In het voorjaar toen de vogels terug kwamen van hun overwintering in zuidelijke gebieden werd het verlangen naar een kind voor Maria nog sterker. Maar het was meer, Maria had het vurige verlangen, een kind, een ziel uit het licht van God, de mogelijkheid tot geboren worden te geven. men treft het zelfde aan, bij moeders van vele helden en profeten, uit allerlei culturen, waaronder het Oude Testament.
Op één van deze voorjaar dagen, zat Maria in de vroege ochtend, alleen in haar woonkamer. De vogels op haar balkon, zongen het lied van het voorjaar en de eerste zonnestralen vielen de kamer binnen. opeens voelde Maria de aanwezigheid van iemand in de kamer. Ze keek verschrikt om zich heen, maar zag niemand. Dan sprak een stem in haar, dat ze niet bang hoefde te zijn en Maria voelde een grote rust over zich heen komen. Toen werd ze aangeraakt door iets wat ze als een engel beleefde, en een licht doorstroomde haar hele wezen en, alsof ze werd klaargemaakt voor iets bijzonders, voelde ze een hemelse kracht door haar lichaam gaan.
Toen haar man even later de kamer binnen kwam, vertelde Maria het bijzondere voorval. "Ik ben zwanger. Ik weet dat we een kindje krijgen" zei Maria. "Een bijzonder kindje, een jongen die wij noemen naar oma".
In de weken voor kerst was Maria enorm zwaar geworden. Aan haar dikke buik kon je zien, dat de bevalling niet lang meer op zich liet wachten. Maria zag er prachtig uit, en niet alleen door haar mooie uiterlijk, de blonde haren die op haar schouders golfden en haar lichte blauwe ogen, er was meer. Maria, leefde in het volle vertrouwen dat alles goed kwam en had haar huis in een prachtige kerstsfeer gebracht. De kerstboom groter dan ooit, de versiersels, de lampjes, alles was er, een heerlijk huislijke sfeer, waarin het kindje geboren moest worden. En natuurlijk de babykamer. Alles was in wit met blauw, de wieg, de gordijnen, zelfs de knuffels en kleertjes, Maria twijfelde er niet aan en had alles voorbereid op de geboorte van haar zoon. Maar de dagen gingen voorbij, en Maria's kindje werd nog steeds niet geboren al was ze al 14 dagen over tijd. Toen moest er worden ingegrepen en Maria werd opgenomen in het ziekenhuis. Alle vertrouwen, alle hoop op een prettige bevalling verdwenen als sneeuw voor de zon. Maria lag in het onpersoonlijke ziekenhuisbed en was erg angstig voor wat er gebeuren ging. De weeën werden opgewekt en vijf en twintig uur lang beleefde Maria de meest onzekere en pijnlijke uren van haar leven. Een team van artsen en verpleegsters deden alles wat mogelijk was om het kind gezond op de wereld te brengen in de donkere kerstnacht. Maria realiseerde zich dat het geboren worden van kinderen uit de Goddelijke sferen, voor hun eigenlijk een sterven betekent en had groot medelijden met haar kind dat bezig was geboren te worden. Toen haar kindje na een heel moeilijke bevalling eindelijk gezond op haar buik werd gelegd was er een gevoel van bevrijding voor Maria. Er was iets volbracht. Een gezonde jongen, negen pond zwaar, met een paarse vlek op zijn hoofd, een afdruk van vacuümkap waarmee hij was gehaald. Maar de pijn was nog niet over, Maria was behoorlijk uitgescheurd en het hechten hiervan duurde drie uren lang. Toen Maria naar een zaal was gebracht, viel ze in slaap, al na een uurtje werd ze weer wakker, het was nog donker buiten, sneeuwvlokjes kwamen zachtjes voorbij het raam dwarrelen. Toen kreeg Maria eindelijk haar zoon in haar armen en was er rust en stilte om hen heen, eindelijk kon ze hem eens goed bekijken. Ze nam het kind in haar armen, zag zijn mooie ronde gezichtje en zei "Dag, mijn zoon", terwijl ze bewust werd van zijn bijzondere gaven. En toen, terwijl Maria in de lichte blauw ogen van haar zoon keek, opende deze zijn mond. En uit zijn mond klonk een voor Maria zeer vertrouwde stem die zei "Dag Maria". Even schrok Maria, droomde ze? was ze te veel verzwakt? maar weer ging het kleine mondje open en zei, "Dag Maria"
Na enkele jaren, kreeg Maria nog een kindje, een lief mooi meisje. Ze had hemels blauwe ogen en raven zwart haar. Dit is een kind van de zomer, die geboren is tussen de bloemen en de vlinders, een meisje dat de natuur in zich draagt.
Een meisje dat de zomer altijd bij zich heeft.
En Maria laat zien, dat kleine meisjes ook heel gelukkig groot kunnen worden.
En Maria, het meisje dat zoveel liefde te kort is gekomen in haar jeugd, wordt ouder en ziet haar kinderen groot worden en weet dat ze voor altijd zal zijn: 'De Moeder'.